Terug naar De Twee Spieghels, waar jazzlegende Ben Webster voor de allerlaatste keer op zijn saxofoon blies

Vijftig jaar geleden gaf de legendarische Amerikaanse tenorsaxofonist Ben Webster zijn laatste optreden, in een Leids jazzcafé. De oude kroegeigenaar en de contrabassist van die avond blikken terug op het optreden, dat onder liefhebbers een haast mythische status heeft gekregen.
Abel Bormans 5 september 2023, 17:20

Er waren wel duizend man aanwezig, zo wil de lokale mythe. Elke liefhebber in Leiden en omstreken beweerde naderhand getuige te zijn geweest van het allerlaatste optreden van Ben Webster, een van de grootste jazzmuzikanten uit de 20ste eeuw. Ben Walenkamp (83), de toenmalige eigenaar van het piepkleine café De Twee Spieghels, en Henk Haverhoek (76), de contrabassist die avond, waren er vijftig jaar geleden écht bij.
‘Het was hartstikke druk, maar er waren niet meer dan tweehonderd man – de helft moest buiten staan’, zegt Walenkamp. Haverhoek knikt: ‘Er doen een hoop indianenverhalen de ronde.’
Beide mannen zijn nog altijd trots dat ze een kleine bijdrage hebben geleverd aan de muziekgeschiedenis. Voor even zijn ze terug in het intieme Leidse jazzcafé, in
de schaduw van de gotische torens van de Hooglandse Kerk in de Nieuwstraat.

Over de auteur
Abel Bormans is regioverslaggever van de Volkskrant in de provincie ZuidHolland. Eerder was hij mediaverslaggever en een van de drie journalisten die schreven over de misstanden bij De wereld draait door. Hier blies op 6 september 1973 de legendarische jazzartiest Ben Webster voor de allerlaatste keer op zijn saxofoon. Hij wordt samen met Coleman Hawkins, John Coltrane en Lester Young tot de invloedrijkste tenorsaxofonisten gerekend. Zijn handelsmerk was de ‘valse lucht’: in het lage register hoorde je vrijwel geen toon, alleen zijn adem. Dan was het ‘alsof hij een geliefde iets in het oor fluisterde’, schreef zijn biograaf Jeroen de Valk.

Net als veel andere zwarte Amerikaanse jazzmuzikanten die het rabiate racisme in de Verenigde Staten
ontvluchtten, maakte ook Ben Webster in de vroege jaren zestig de oversteek naar het Europese continent. Daar zochten en kregen de musici de erkenning die zij in hun thuisland misten. Jarenlang woonde Webster in Amsterdam en in Kopenhagen, en speelde hij op grote podia in Parijs en Hamburg, maar ook kleinere optredens schuwde hij niet. Webster noemde zichzelf een ‘schooier’, vanwege zijn aanhoudende financiële problemen.
Met moeizame passen betrad een inmiddels 64-jarige Ben Webster, die met gezondheidsproblemen kampte, in 1973 De Twee Spieghels in Leiden. In de jaren daarvoor was al zo nu en dan een optreden mislukt, omdat Webster te dronken was, of anderszins fysiek niet in staat bleek om te spelen.

Legendarische woorden
Terwijl het optreden in Leiden eigenlijk pas halverwege was, merkte Webster definitief dat het niet langer ging. Hij droeg zijn saxofoon – ‘Ol’ Betsy’ – over en sprak het publiek toe met de legendarische woorden (die zijn vereeuwigd op de wand van De Twee Spieghels): ‘You are young and growing. I am old and going. So have your fun while you can.’ Een paar uur later raakte Webster in coma. Twee weken later overleed hij in Amsterdam aan een hersenbloeding.

Zowel Walenkamp als Haverhoek herinnert zich de verbazing in het café toen Webster ineens aan zijn
speech begon. ‘Hij sprak het publiek normaal zelden toe’, zegt Haverhoek, die een keer of tien met Webster optrad. ‘Ik denk dat hij aanvoelde dat het voor hem voorbij was.’

Ben Walenkamp en Henk Haverhoek kijken terug op een bijzondere periode in de Nederlandse jazzgeschiedenis. Walenkamp, een ‘linkse jongen’, zoals hij zichzelf omschrijft, had al een kunstgalerie, een koffiebar en een progressieve boekhandel gehad toen hij in de vroege jaren zeventig het café De Twee Spieghels kocht. Behalve Webster haalde hij er ook andere internationale
grootheden als Dexter Gordon en Art Taylor naartoe.


‘De vrijheid die we toen hadden, kun je niet vergelijken met die van nu’, zegt Walenkamp. Met zijn lange grijze haren en zijn pijp is hij in Leiden een bekende verschijning. Contrabassist Henk Haverhoek, in keurig blauw pak en met een stevige grijze snor, heeft een muziekcarrière van een halve eeuw achter de rug. Van het vijftal dat in De Twee Spieghels optrad, onder wie ook de bekendeNederlandse saxofonist Bob Rigter, is hij de enige overlevende.


‘Webster kon op het einde van zijn leven niet meer goed de namen van zijn medebandleden onthouden’, zegt Haverhoek. ‘Mister bass man!’, riep hij af en toe naar me. Maar ik heb nooit een onvertogen woord over mijn prestaties gehoord.’

JUBILEUMOPTREDEN
Op woensdag 6 september wordt in café De Twee Spieghels in Leiden stilgestaan bij het concert van Ben Webster, met een optreden van saxofonist Simon Rigter. Die was een halve eeuw geleden óók aanwezig: in de buik van zijn hoogzwangere moeder, de geliefde van optredend saxofonist Bob Rigter.
Vijftig jaar geleden spraken Walenkamp en Haverhoek elkaar voor het laatst. ‘Je bent wel een paar kilo
afgevallen sinds 1973’, zegt Haverhoek tegen Walenkamp. ‘Ik herinner me jou als… iemand van
gewicht.’ Walenkamp, ad rem: ‘Ja, letterlijk en figuurlijk.’

Het jazzcafé, dat de dag voor het interview in bordeauxrode verf is gezet, is uitgegroeid tot een
bescheiden bedevaartsoord. Muzikanten van heinde en verre, zelfs uit Japan, melden zich bij de kroegeigenaar om even te kijken bij het podiumpje waar Webster ooit optrad.


Het interieur van De Twee Spieghels is nauwelijks veranderd. ‘Maar het is een echt Ben Webster-café
geworden’, zegt Walenkamp, terwijl hij in zijn oude kroeg rondkijkt. Allerhande memorabilia, een door Webster gesigneerde lp, ingelijste krantenknipsels en foto’s van de muzikant met de kenmerkende uitpuilende ogen herinneren aan de bewuste avond. Voor Walenkamp is Webster een held. ‘Ik keek ontzettend tegen hem op.’

Gewelddadig
Webster stond bekend als een zachtaardige, sentimentele man. Hij kon zomaar in huilen uitbarsten als
hij sprak over zijn moeder, aan de andere kant van de oceaan. Maar hij had ook een gewelddadige kant.
Webster dronk een liter whisky per dag, en kon zomaar ineens uit zijn slof schieten, vooral in zijn jonge jaren.

In de VS stond Webster bekend als vechtersbaas die graag in gokhallen en bordelen rondzwierf. In de jaren dertig gooide hij in een waas van razernij vanaf de eerste verdieping een prostituee uit het raam. Zij overleefde de val, maar de reputatie van Webster was gevestigd. Aan de vrouwen met wie hij – vaak kortstondig – een relatie had, deelde hij zo nu en dan klappen uit. Zo sloeg hij ook eens de beroemde jazz-zangeres Billie Holiday, zijn toenmalige vriendin, een blauw oog. (Triest genoeg tilde Holiday er niet zo zwaar aan, dit was ze van mannen wel gewend.)

Walenkamp en Haverhoek horen nu voor het eerst over de donkere kant van Webster. ‘Dat wisten wij toen helemaal niet’, zegt Walenkamp. ‘Maar ik vind wel dat je zijn kunstenaarschap moet kunnen scheiden van wat hij heeft geflikt.’ Haverhoek is iets kritischer: ‘Ik vind niet dat zijn muzikant-zijn als excuus voor dat gedrag kan worden gebruikt. In deze tijd zou hij hier natuurlijk niet mee zijn
weggekomen.’

Talent
Ben Webster werd op 27 maart 1909 geboren in Kansas City, in Missouri. Al jong bleek hij talent te hebben voor muziek, eerst op de viool en piano, later pas op de saxofoon. Kansas City stond bekend om zijn dynamische jazzscene, die mogelijk werd gemaakt doordat de lokale overheid nauw samenwerkte met de maffia om de drooglegging te negeren. ‘Waar er veel vrije tijd en whisky was, deed de jazz het meestal goed’, schrijft de Amerikaanse muziekhistoricus Ted Gioia over Kansas City in The History of Jazz.

De eerste orkestjes waarin Webster speelde, leidden een weinig jaloersmakend bestaan. In afgeleefde busjes reisden de muzikanten van het ene groezelige danszaaltje naar het andere. Om de haverklap werden ze door de politie ‘ter controle’ aan de kant gezet Als ze in het gesegregeerde zuiden speelden en er geen ‘zwart’ restaurant was, ging het bandlid met de lichtste huidskleur eten halen in de buurt. Was er helemaal geen restaurant, dan dobbelden de muzikanten om wie er in de buurt een kip moest jatten, die dan buiten op een vuurtje werd geroosterd.

Webster praatte in zijn Nederlandse periode zelden over zijn ervaringen met racisme. Hij had als zwarte man in de VS geleerd dat er dingen zijn waarover je je mond houdt. Maar het idee dat witte mensen hem elk moment konden belazeren, liet hem nooit los. Toen er eens voor een concert in België te weinig budget was, liet hij zich gaan en schreeuwde: ‘You caucasians! You caucasians!’ Dat woord stond indertijd bij witte Amerikanen op het paspoort.

Duke Ellington
Websters carrière kwam in de jaren veertig in een stroomversnelling toen hij als eerste tenorsolist in het
roemrijke orkest van Duke Ellington ging spelen. Dat Ellington – die zowel in de Verenigde Staten als in
Frankrijk de hoogste presidentiële onderscheiding kreeg – Webster wist binnen te halen, noemt Gioia ‘een meesterzet’. Zijn vertrek, na ruzie, ‘liet een gat achter dat Ellington nooit meer goed wist op te vullen.’ In New York, op 52nd Street, kwam Websters solocarrière van de grond. Toen hij ouder werd, wisselde hij zijn rasperige, swingende stijl in voor een spaarzamer en sensueler geluid. Dat kwam zijn spel ten goede. In ballads op platen als King of the Tenors (1953) en Soulville (1958) bereikte hij de toppen van zijn kunnen.

Contrabassist Haverhoek: ‘Hij deed alleen maar fu-fu-fu’ – blaast valse lucht – ‘en had een fantastisch vibrato. Een uniek eigen geluid.’ Voormalig café-eigenaar Walenkamp knikt: ‘Als je een willekeurige plaat opzet en je vooraf niet weet wie er op de saxofoon speelt, dan haal je Ben er blindelings uit.’
In de vroege jaren zestig begon de interesse van het Amerikaanse publiek in Webster te luwen. Het krediet dat hij opbouwde, was altijd kortstondig. In Europa hoopte hij het respect te krijgen waarnaar hij zo naarstig op zoek was. Walenkamp daarover: ‘Hier mocht hij tenminste via de voordeur naar binnen.’

Na enkele jaren vestigde Webster zich in Amsterdam. Daar waren de huur en de kosten voor levensonderhoud relatief laag. Drie jaar lang woonde hij bij een hospita, de alleenstaande mevrouw Hartlooper, in de Rivierenbuurt. Met Hartlooper, die geen woord Engels sprak maar hem wel vertroetelde, zat hij nog een keer bij Mies en scène, de populaire talkshow van Mies Bouwman.
Begin jaren zeventig werd de jonge contrabassist Henk Haverhoek, die nog op het conservatorium zat, voor het eerst gevraagd om met Ben Webster te spelen. Hij had toen al opgetreden met gerenommeerde artiesten als de bop-saxofonist Don Byas en de blinde Spaanse pianist Tete Montoliu.

Haverhoek: ‘Ik vond het geweldig om met Ben te mogen spelen. Hij gaf alles duidelijk aan en ik hield van de muziek die hij maakte. Niet dat ik echt contact met hem had. Ik was een jongen van halverwege de 20, Ben was al in de 60. Hij was vooral graag zélf aan het woord. Ik herinner me dat hij het alleen maar over fighting had, bokswedstrijden.’

1.000 gulden
In de zomer van 1973 werden ze uitgenodigd om bij de Leidse studentenvereniging Minerva te spelen. Op een van de eerste septemberdagen trof Hetty Leijdekkers, de vriendin van Walenkamp, Haverhoek in de Breestraat aan. Haverhoek: ‘We kwamen elkaar toevallig tegen. Hetty zei: ‘Gaan jullie met Ben spelen? Nou, dat is ook wel wat voor ons café.’’ En zo geschiedde. Hoeveel geld Walenkamp voor Webster betaalde, weet hij niet precies meer. ‘Ik geloof dat het 1.000 gulden was. Maar ik vroeg een tientje entree; dat was best veel geld in die tijd.’ Haverhoek: ‘Ik herinner me dat Ben gewoonlijk 400 gulden voor een optreden kreeg.’ Uiteindelijk trad Ben Webster zo’n anderhalf uur op in De Twee Spieghels. Hij putte uit zijn vaste repertoire. ‘Ben speelde altijd Pennies from Heaven, For All We Know en Sunday’, zegt Haverhoek. Hoe dat ging? ‘Nou, Ben riep een titel en dat voerden wij dan uit.’
‘Af en toe nam Webster een pauze’, herinnert Walenkamp zich. ‘Dan moest hij een plas plegen en liep
hij even naar buiten. Hij heeft toen nog tegen de deuxchevaux van Bert Schrier, een vaste gast, staan zeiken.’

Fantastische avond
Of het een goed optreden was, daarover doen verschillende verhalen de ronde. In het boek Leidse
jazzgeschiedenis van 1899 tot 2009 zei Walenkamp: ‘De man was niet in vorm.’ Nu is hij milder: ‘Misschien dat het door de tijd komt. Ik vond hem een grootheid, die man. Het was een fantastische avond.’ Haverhoek: ‘Ik weet dat het behoorlijk swingde. Natuurlijk, hij was niet meer zo goed als in de tijd dat hij bij Ellington speelde, toen was hij een jonge vent. Maar hij was prima in vorm in De Twee Spieghels.’

Webster had wel een stuk in zijn kraag, weten ze nog.‘Hij dronk hier behoorlijk veel’, zegt Walenkamp. ‘Johnnie Walker Black Label.’ Ook bestelde Webster een brandy, waarop hij een vieuxtje, Hollandse cognac, kreeg uitgeserveerd. ‘Hey man, what is this shit?’, reageerde hij onthutst richting de barman.
De Nederlandse schilder Steven Kwint, een vriend van Webster, zei later: ‘Ben had nóóit naar Leiden moeten gaan.’ Volgens hem hadden dronken studenten door Websters optreden heen gepraat. Die zou daar zeer geëmotioneerd over zijn geweest, de tranen hadden over zijn wangen gelopen. Maar volgens Walenkamp en Haverhoek was dat bij het eerstejaarsconcert van Minerva gebeurd, niet in De Twee Spieghels – twee optredens die in de overlevering vaak door elkaar worden gehaald.
‘Hier werd aandachtig geluisterd’, zegt Walenkamp. ‘Een echt jazzpubliek. Geen gejoel, dat was er helemaal niet.’

Coma
Enkele dagen na het optreden kregen Haverhoek en Walenkamp via Websters impresario bericht dat hij in coma lag. ‘Ik schrok enorm’, zegt Haverhoek. ‘Het was gewoon een gegeven dat Ben zich rustig gedroeg en zittend speelde, ik realiseerde me niet dat het niet goed met hem ging.’
Ook Walenkamp was geschokt door het nieuws en moest meteen denken aan de uitspraken die Webster
had gedaan. ‘I am old and going, you are young and growing.’ Maar de horecaondernemer zag ook een kans.

‘We hadden een bandje mee laten lopen tijdens het optreden en dachten: daar zit handel in.’ Hij hield er
welgeteld 287 gulden aan over. ‘Ik bleek alleen de rechten voor Europa te hebben, niet voor de Verenigde

Staten.’ Drie jaar na het optreden verkocht Walenkamp het jazzcafé. ‘De sfeer werd steeds slechter. Omdat we zo populair waren, stuurden andere kroegbazen een bepaald slag Leidenaren onze kant op om ons lastig te vallen – zo ging dat in die tijd. Vechtpartijen, bierglazen kapot gooien. Een enorme agressie.’ Uiteindelijk belandde er zelfs een kogel in het plafond; het gat zit er nog altijd, als aandenken aan die roerige jaren.

De Twee Spieghels verpieterde. Het werd het favoriete café van criminele Leidenaren en kroegtijgers die elders waren weggestuurd, of in de late uurtjes nergens meer binnen kwamen. Maar onder de huidige eigenaar Colin van Gestel-Messiaen is het café weer opgeleefd en vinden er vier keer in de week jazzoptredens plaats.

Geen jazz meer
Liefhebbers Walenkamp en Haverhoek verlangen terug naar de muziekstroming uit de jaren zestig en zeventig. Walenkamp: ‘Wij hadden zo veel geluk dat we die muzikanten overal live konden horen. Als ik nu weleens op tv het North Sea Jazz Festival opzet, dan denk ik: wat moet ik daarmee?’ Haverhoek: ‘Dat is geen jazz meer, dat is popmuziek.’ ‘Bij die Amerikanen die hier optraden voelde je gewoon
dat het van binnenuit kwam’, zegt Walenkamp. ‘Dat is iets wat je nu niet meer ziet.’ Hij kijkt zijn buurman even aan. ‘Maar nu klinken we wel heel erg als oude mensen.’

Bron: https://www.volkskrant.nl/cultuur-media/terug-naar-de-twee-spieghels-waar-jazzlegende-ben-webster-voor-de-allerlaatste-keer-op-zijn-saxofoon-blies~b75a5a18/

Share:

Facebook
Twitter
Pinterest
LinkedIn